Halverwege het lezen komt het schrijven me
Ridicuul voor, alsof het
Leven buiten me nederig maakt, ik moet met
Mijn knieën door de aarde
Mijn handen trekken de groene bekleding van
Mijn huis, mijn voeten
Moeten gestampt bij binnenkomst, wat heb ik
Überhaupt ooit verteld?
In mijn stem leg ik mijn overvloed, de vruchten
Van het seizoen, mijn
Kruiwagens vol mest terwijl mijn hoofdpersoon
Onder de pagina’s bezwijkt als
Een insect onder de stenen uit mijn pad, er is
Geen vogel die alsnog opstijgt
Ab Ovo
6 april 2014 — 07:42
Mooi Spaan, ik ben blij voor je
ik heb wel eens gedacht een vogel te zijn
het enige wat bewaarheid werd was een ei
op mijn hoofd van het plafond.
alja
6 april 2014 — 08:21
in dromen vlieg ik altijd
Hans Altena
6 april 2014 — 08:55
En al is de overvloed in je schrijven misschien in je ogen even een te zware overstroming, wanneer het water bezinkt en wat aangespoeld is op de naakt zich weer tonende aarde uitstrekt, dan dalen de vogels van verbeelding om ze op te pikken en weer weg te vliegen naar nieuwe verten, of is dat een poetische misvatting van me?
Hans Altena
6 april 2014 — 08:59
En dan verslik ik me in mijn eigen zin… Haha, het moet natuurlijk zijn zich uitstrekt… Een kromme constructie blijft het… En zo ploegen we ons door de taal met wisselend resultaat… Een grijze dag die door jouw gedicht wat lading kreeg…
alja
6 april 2014 — 09:11
ach dit is weer zo mooi en lief van je, op naar de verten!