De dag spoelt weg met de synthetische klanken van
Een man die zijn studiootje bouwt op mijn tafel, dan
De gordijnen dichttrekt

En mij het teken geeft, het knopje omzet, op zijn hurken
Het koffiekopje langs zijn snaren haalt zodat ik kan
Zingen zelfs

Over hoe pijn in de halslijn schuilt of hoe sissend namen
Kunnen klinken alsook hoe donker het gerommel in het
Vooronder terwijl

Hete rode lava over mij stroomt, dan zit ik opnieuw op
De voorste rij en zie mijn echtgenoot spelen, onverstaanbaar
Geworden maar met

Lichtkrans boven zijn hoofd, de krullen onder een pet
En daarna de ruimtes vol met delers van hetzelfde goed
Zoals nu waxinelichtjes wapperend

Stralen, dan zie ik mezelf, stem geworden melodie, je
Kunt mij hummen en tegelijkertijd op je dij slaan en dan
De gordijnen open doen