‘Daar schonk mijn vrouw de bakker elke ochtend enig beige drab dat toen voor koffie doorging. Hooikoortsig blaffend – hij maakte moeiteloos series van dertig – klaagde hij tegen haar over zijn moeilijke voet en soms trok hij schoen en sok uit om haar de gezwollen teen te tonen. Toen ik eens op zo’n moment de keuken binnenkwam, glimlachte mijn vrouw verlegen tegen me. ik schreef er een gedichtje over, op het gevaar af dat u een gans andere opvatting hebt van poëtische motieven.’

uit het verhaal De bakker, bundel Bemoei je d’r niet mee, Simon Carmiggelt, eerste druk 1978