Een heer in het wit staat met lange
Lome armen naast zijn uniform voorbij
De brug en de treurende wilg

Verderop een groep schoolkinderen die
Met galmende juf op zoek zijn naar een
Soldaat, zonder aanwijzing

Komen ze niet ver, de lucht is al zwaar
Van zomer en warmte, belofte maakt
Schuld, waarom

Dat te denken tot de volgende bocht of
Ook hoe die man zou heten, zijn sabel
Met de punt op de straatstenen

En hoe je je evenwicht bewaart daarmee
En geen oorlog maar een boottochtje met
Een lichtmatroos en

Ruikers bloemen die hij naar mooie jongens
Gooit, een bijna doorgebrande lichtvlek
Op de plek waar je het langst keek