‘Er was eens een vrouw wier beroep verhalen vertellen was. Ze ging overal rond om haar koopwaar aan te prijzen, avontuurlijke, spannende, enge of wellustige verhalen tegen een redelijke prijs. Op een middag in augustus bevond ze zich midden op een plein toen ze een man op zich toe zag komen, een trotse, magere man, hard als staal. Hij was moe, hij droeg een wapen in zijn arm, hij zat onder het stof van vele verre oorden, en toen hij bleef staan, snoof ze een geur van droefheid op en ze wist meteen dat deze man uit de oorlog kwam. De eenzaamheid en het geweld hadden ijzeren splinters achtergelaten in zijn ziel en hadden hem het vermogen ontnomen om zichzelf lief te hebben. Ben jij de vrouw die verhalen vertelt? vroeg de vreemdeling. Om u te dienen, antwoordde zij. De man haalde vijf goudstukken uit zijn zak en legde die in haar hand. Verkoop me dan een verleden, want het mijne is vol bloed en geween en het is mij van geen enkel nut om verder door het leven te komen, ik ben in zoveel strijd verwikkeld geweest dat ik er zelfs de naam van mijn moeder heb verloren, zei hij. Zij kon niet weigeren, want ze vreesde dat de vreemdeling op het plein in elkaar zou storten tot een hoopje stof, zoals dat uiteindelijk met iedereen gebeurt die niet over mooie herinneringen beschikt. Ze gebaarde hem naast haar te komen zitten en toen ze zijn ogen van dichtbij zag werd ze bevangen door medelijden en kwam er een heftig verlangen in haar op hem in haar armen te klemmen. Ze begon te spreken. De hele dag en de hele nacht was ze bezig met het bedenken van een mooi verleden voor deze krijgsman, ze riep al haar eigen ervaring en de hartstocht die de onbekende bij haar gewekt had te hulp. Het werd een lang verhaal, want ze wilde hem een bestemming geven als in een roman en ze moest alles verzinnen, vanaf zijn geboorte tot de huidige dag, zijn dromen, zijn verlangens en zijn geheimen, het leven van zijn ouders en van zijn broers en zusters, zelfs de geografie en de geschiedenis van zijn land. Eindelijk brak de nieuwe dag aan en bij de eerst zonnestraal stelde ze vast dat de geur van droefenis vervlogen was. Ze slaakte een zucht, sloot haar ogen en toen ze merkte dat haar geest zo leeg was als die van een pasgeborene, begreep ze dat ze in haar zucht om hem te behagen haar eigen geheugen aan hem had afgestaan, ze wist niet meer wat van haar was en wat nu hem behoorde, hun beider verledens waren vervlochten tot een enkele streng. Ze was op de bodem aangeland van haar eigen verhaal en kon de woorden niet meer terughalen, maar dat wilde ze ook niet en ze gaf zich over aan het genot om samen met hem te versmelten in een en dezelfde geschiedenis….’
Isabel Allende, uit: Eva Luna
vertaald door Giny Klatser
Bernard Dov Wisser
24 augustus 2013 — 09:52
Thank you what a precious little gift you have given us today…blessings and hugs…Bernard…