Misschien dat we nu veel te veel praten, niet
Hij en ik maar
Ik in mezelf, steeds overleggend en overwegend
Starend uit het raam, de
Rimpels in het water, uiteindelijk is er namelijk
Niets, niets erger, niets
Anders, niets bijzonders, wat blijft is toch dat
Lichaam dat tegen de vensters
Leunt, dat water dat verder stroomt en het glas
Daartussen
Robert Kruzdlo
24 april 2013 — 09:38
Een sterk gedicht met een vraag. Mooie foto van jouw. Toch vroeg ik mij af wat je nu
verlangt: de stilte?
Laatste strofen 2 keer dat, kun je mij uitleggen waarom.
Groet
alja
24 april 2013 — 09:51
ik denk de inwendige rust die met stilte gepaard gaat, laatste strofen staan er 1 x, dank voor het lezen
Robert Kruzdlo
24 april 2013 — 10:49
Om de stilte. Precies, om geen woorden. Ik ben vaak in de Pyreneeën en daar kan het erg stil zijn, maar zo gauw je gaat dichten zit je gevangen in taal, dat maakt het onrustig… . Ik bedoel 2 X dat.
gr
alja
24 april 2013 — 10:52
a ja, ik ben te snel weer eens, ‘dat’ omdat ik me voorstelde hoe ik zelf het water was, groet
Robert Kruzdlo
24 april 2013 — 11:02
Uit mijn manuscript:
Dan had je de tijd van de kwakende kikkers, warrrrr wekrrrrr,
de glazenmaker, schaatsenrijder en zag ik al dromend gezichten
drijven vlak onder het vijverwater oppervlak. Niet precies wetende
waarom ik het nooit over deze droombeelden met iemand had.
2
Er woei een warme meerstemmige zeebries.
Achter ons rees een steile roestige rotswand op die
beschutting, schaduw en verkoeling bracht. Voor ons
de kwikzilveren zee, een kromme melkachtige
horizon waarop schuins gezien, met een bepaalde
maritieme logica, chaotisch traditionele bootjes
kruisten, -natte snorren, kwellend kielwater.
Ik houd van de zee en water.
gr
alja
24 april 2013 — 12:20
mooi!