Misschien schrijf ik het eerste hoofdstuk
Terwijl ik land van water probeer te

Onderscheiden, dan de lucht nog en de wasem
Op de ruit, een beetje

Zoals de serveerster die van achteren heel
Licht rose getint, slank lijkt

Maar dan van voor, opeens enorm, evenwel
Dezelfde

Fletse kleur, de mist, zegt ze, maakt het koud
Ik sta met mijn jas

Los, moet je ver, zegt ze maar ik zou zomaar
Daar kunnen blijven

Omdat ik de heuvels herken en de zachte
Sproetjes in haar gezicht