Onze literaire wandeling begint en eindigt in De Alkenaer.
Op het Ritsevoort 36 is al meer dan 25 jaar het boekenantiquariaat van Jan Oyevaar gevestigd, momenteel wordt het pand omgetoverd tot een klein cultureel centrum. Vincent van de Vrede is samen met Bert de Raaf en Jan Oyevaar vast van plan het pand en de inhoud als cultureel erfgoed te behouden.
Reuring is er elke eerste zaterdag van de maand te gast met haar programma. De duidelijke website van De Alkenaer geeft meer activiteiten, toekomstplannen en achtergrondinformatie.
Eerst iets over dat culturele erfgoed, dat literair Alkmaar:
Schrijver Dirk van Weelden (Zeist, 1957) maar opgegroeid in Alkmaar, noemde Alkmaar in literair opzicht ‘de fietsenstalling van Amsterdam’. Hij vond dat er op literair vlak weinig gebeurde in de Noord-Hollandse kaasstad. Hij was niet de enige die er zo over dacht. Alkmaar had geen universiteit en niet echt een cultureel leven. Dichters, schrijvers en schilders trokken naar Bergen, zeven kilometer verderop, of naar Amsterdam en stalden hun fiets in Alkmaar. *1
Voormalig stadsdichter Joost Zwagerman (Alkmaar, 1963-2015) gaf zijn geboortestad kritiek in zijn Van Foreest Publiekslezing in 2004, getiteld Tussen droom en daad in Dubbelstad. Toch komen we hem een aantal keren tegen op deze wandeling. Hier vond hij de duisternis (de verstikkende burgerlijkheid) én het licht (de open wolkenluchten boven zee). Zo noemt althans Maria Vlaar het in haar voorwoord bij de bundel Grote Groet uit Zwagerland.
Joost Zwagerman was schrijver, dichter en essayist. Als dertienjarige was hij al met teksten bezig. Uit de VARA-gids haalde hij foto’s en teksten, bewerkte die en stelde daarmee een handgeschreven, geïllustreerd tijdschriftje samen: de Zwagergids.
Na de Pedagogische Academie studeerde hij Nederlandse taal- en letterkunde, brak deze studie af en deed een cursus creatief schrijven bij Oek de Jong. Hij debuteerde in 1986 met de roman De houdgreep, die door Carel Peeters in Vrij Nederland werd bestempeld als ‘het meestbelovende debuut sinds jaren’.
Eind jaren negentig ontwikkelde hij zich steeds meer tot politiek geëngageerd columnist in enkele landelijke dagbladen. Tweemaal was hij presentator van VPRO’s Zomergasten, en in De Wereld draait door was hij een enthousiasmerend tafelheer en kunstbeschouwer.
In 2002 werd hij Alkmaars eerste stadsdichter. Zijn heftige kritiek rond Yxie (een Alkmaars plan voor een combinatie van een nieuw cultuurpodium en een Lucebert-museum) viel landelijk op.
Zijn laatste boek, een essaybundel met de titel De stilte van het licht, kwam uit op 8 september 2015, de dag waarop hij zelfmoord pleegde. De bundel gaat over de stilte in de kunst, die volgens de auteur kan staan voor een verlangen ‘om er niet te zijn’.
De Van Foreestlezing had betrekking op Pieter van Foreest (1521-1597) die overigens wel zijn stad prijst. Van Stadsgeneesheer, eerst in Alkmaar, later in Delft, werd hij lijfarts van Willem van Oranje, maar keerde na diens moord in 1584 weer terug naar Alkmaar. Daar schreef hij zijn 1350 Observationes (waarnemingen) met bijbehorende Scholia (verklaringen) in 32 delen, in het voorwoord prijst hij Alkmaar aan alsof het om een toeristische folder gaat. “Er heerst hier door de blootstelling aan de gematigde stralen van de zon een klimaat dat zo mild is wat betreft de lucht en het weer en zo gezond, dat besmettelijke ziekten van het lichaam maar heel zelden voorkomen.”