Vanuit De Alkenaer gaan we naar de overkant van de straat en lopen naar het park, kijken rechts naar het borstbeeld van Maria Tesselschade Roemers Visscher, dat voor de ingang van de parkeergarage staat. We komen zo op haar terug.
In de parkeergarage gedichten van het Dichtersgilde, de groep die oud-stadsdichter Margreet Schouwenaar oprichtte en die zelfstandig verder ging na haar stadsdichterschap.
Op verschillende plekken in Alkmaar zijn de woorden van Margreet Schouwenaar te vinden, bijvoorbeeld in het straatje naast de Jumbo bij de Grote Kerk. Bij de opening van de hernieuwde Friesche Brug werd een gedicht van haar hand in graniet aan beide zijden van de brug gelegd.
Margreet Schouwenaar (Schagen, 1955) volgde in 2009 Joost Zwagerman op als stadsdichter en initieerde, in navolging van F. Starik (die het idee kreeg van Bart F.M. Droog), de eenzame uitvaart in Alkmaar. Dit initiatief werd december 2022 weer opgepakt, samen met Alja Spaan en Hans Romeyn richtte zij de Stichting Eenzame Uitvaart Alkmaar op waar een kleine poule van dichters aan verbonden is.
Haar meest recente gedichtenbundel is Tot overmaat van ontbreken, IndeKnipscheer, 2020. Het jaar daarvoor gaf uitgeverij P uit Leuven een overzichtsbundel uit, getiteld Zwijgen tot het schraapt. Eind 2023 verschijnt daar een volgende bundel.
Naast poëzie geeft Schouwenaar ook kinderboeken uit. Ze woont in Heiloo en werkte als docent aan de Hogeschool InHolland in Alkmaar. Ook gaf en geeft zij talrijke workshops.
De stadsdichter na haar, Joris Brussel (1987), kwam in 2018 en uit IJmuiden. Januari 2022 werkt tot nieuwe stadsdichter gekozen Maria Barnas (Hoorn, 1973). Reuring heette haar welkom en zwaait haar ook uit, ze gaat eerder stoppen dan gepland.
We steken de Heilooërbrug over en komen op de Kennemerstraatweg bij het huis Tesselschade.
Er waren namelijk ook schrijvers en dichters die juist naar Alkmaar toe kwamen. Maria Tesselschade Roemers Visscher (1594-1649), de dochter van de graanhandelaar en dichter Roemer Visscher, groeide op in Amsterdam en maakte daar kennis met schrijvers als Hooft, Huygens en Barlaeus, maar vertrok na haar huwelijk naar Alkmaar. Ze bleef er wonen, eerst in de Koorstraat, daarna in de Magdalenenstraat, later in de Langestraat en misschien in huize Tesselschade. Het bordje bij de voordeur vermeldt mogelijke bewoning door haar zuster.
Ze bleef er schrijven, ook na de dood van haar echtgenoot. Aan Hooft schreef ze dat ze met zijn steun weerstand zou kunnen bieden aan de huwelijksaanzoeken van Huygens en Barlaeus: ‘al konden zij nog zo pluimstrijken, ik zal ze wel van mijn bed houden.’ Maar ze moest ook weerstand bieden aan P.C. Hooft himself die haar met hartstochtelijke brieven naar Muiden probeerde te lokken.
Ze was zo’n toonbeeld van vrouwelijke creativiteit dat in 1872 de vrouwenvereniging ter bevordering van de vrouwelijke handwerken Tesselschade werd genoemd.
Aan de overkant wenkt Truitje Toussaint ons, een borstbeeld uit 1912, honderd jaar na haar geboorte gemaakt en in een beduidend groter formaat dan dat van Maria Tesselschade. We steken over.
Het is bekend dat Toussaint eerst helemaal niet zo blij was met dit kleinburgerlijke stadje. Bij de schrijver Johannes Potgieter beklaagde ze zich erover dat ze in Alkmaar leefde ‘als op Groenland’. Na haar huwelijk vertrok ze naar Den Haag. Daar zei ze ‘Ik ben toch eigenlijk geboren om [in] een klein stadje te leven. Alkmaar is [in] mijne proportie of ik in de hare.’
Bij haar geboortehuis (Mient no 8) staan we straks stil bij haar leven.
We vervolgen de bocht van de Kennemersingel en staan op de hoek van de Nassaulaan stil. Hier woonde de schrijver Dirk van Weelden die we in het begin al noemden.
Van Weelden kreeg in 1992 de Multatuliprijs voor Mobilhome. Met Martin Bril schreef hij Arbeidsvitaminen. Het ABC van Bril & Van Weelden.
Alleen in zijn boek Looptijd heeft hij het over Alkmaar, hoewel niet bij naam. Zijn hardlooptochten door de weilanden en langs de wegen rond Alkmaar, Bergen, Schoorl, Egmond komen binnen op of vertrekken van een stadssingel ‘langs de oude stadswal’. Zijn ouders liggen, kort na elkaar overleden, in de huiskamer van een huis aldaar. Van Weelden is bezig een boek samen te stellen aan de hand van nagelaten brieven tussen zijn ouders.
Hoewel er in de literatuur discussie bestond over de juiste plek van dit huis, werd ons tijdens de wandeling duidelijk dat het hier is.
Aan het eind van de Nassaulaan, rechts, woonde schrijver, taalkundige Wil Bijlsma (Oosthuizen, 1943-2016). Hij trad veelvuldig op met eigen en andermans teksten en staat bekend om zijn zeer korte verhalen en fonetische spelling. De verzamelbundels werden door hemzelf vervaardigd tot en met het leeslint toe. Zelf vond hij zich de uitvinder van de zkv’s (en niet A.L. Snijders). De ouderen uit mijn voorleesgroep zijn gek op hem.
Wil Bijlsma gaf les aan de Pedagogische Akademie op het Nassauplein. Daar zat ooit dichter H.C. ten Berge. De schooldirectie dreigde hem vlak voor de eindexamens van school te verwijderen, omdat hij weigerde zijn haar te laten knippen. Een docent die het talent van de jongen zag, liet daarop een werkstuk van diens hand slingeren op het bureau van de directeur. Ten Berge mocht blijven. *2
Ten Berge werd in Alkmaar geboren (1938) op het adres Rippingstraat 46. Hij is dichter, prozaschrijver, essayist en vertaler. In 1964 debuteerde hij met de bundel Poolsneeuw. In 1967 richtte hij het tijdschrift Raster op waarvan hij lang de enige redacteur was. In 2006 ontving hij de P.C. Hooftprijs en in 1996 ontving hij de Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre (zoals Tentije die in 2017 ontving).
Zijn oudere broer Henk is journalist, schrijver. Zijn roman Vaders van tien speelt tijdens hun schooljaren in de buurt rond de Rippingstraat. De Rippingstraat ligt evenwijdig aan de Kennemerstraatweg die we zojuist gehad hebben en begint als zijstraat van de Heilooërdijk. Om deze straat te bezoeken zouden we richting Heiloo gelopen moeten hebben.
Zwagerman riep in de Van Foreestlezing “ik heb nog nooit iemand naar het H.C. ten Bergeplein horen vragen en ik ken evenmin iemand die in de Arie van den Bergstraat woont!”
We gaan de straat niet in maar lopen door en komen langs theekoepel ’t Arendshof waar dichter Nicolaas Beets (Haarlem, 1814-1903) geregeld kwam om zijn verzen voor te lezen aan de Heilooër literaire kring. Met Beets was Truitje Toussaint goed bevriend, hoewel hij van mening was, ‘dat een vrouw niet schrijven moest’.
De theekoepel is bekender onder de naam Cantina Architectura omdat het de woning was van de Alkmaarse architect Van Latum. In deze ruimte kwam de Alkmaarse Dichterskring maandelijks samen. Deze vereniging werd opgericht in 1984 en werd 32 jaar lang geleid door Agatha Bekker (Alkmaar, 1942), dichter en kunstenaar.
Onder andere de dichters Paul Roelofsen, Elbert Gonggrijp en Nina Barhorst zijn lid van deze kring. Na uitgebreide renovatie van het pand is de dichterskring er niet meer welkom en maakt zij gebruik van de bibliotheek.
Via deze singel (die ‘achter de stadswal, die we bij Van Weelden tegenkomen in zijn boek Looptijd), de Kennemersingel, wandelen we richting het station. We komen langs de rotonde, steken over naar de Geesterweg en lopen tot de hoek Stationsweg rechtdoor en zien de Bergertunnel voor ons liggen. Als we daaronder door zouden lopen en na enige tijd rechtsaf zouden slaan, dan komen we in de Bergermeer waar dichter Hans Tentije woont.
Tentije (1944) werd geboren in Beverwijk en woonde lange tijd in Bergen. Tentije won meerdere prijzen voor zijn werk (we noemden al de Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre). Alkmaar probeerde hem als ‘belangrijkste dichter’ te betrekken bij Dichtstad, een mislukt project van de Bibliotheek Alkmaar in samenwerking met de gemeente. In 2023 ging de Victoriefonds-oeuvreprijs naar de gelauwerde dichter wiens meest recente bundel uit 2022 stamt, titel Waarvandaan. Hans Tentije overleed 26 oktober 2023.
Zwagerman woonde vanaf zijn tiende jaar in deze wijk, op de Jan van Eyckstraat no 46. Hier speelt zijn suburbiaroman De buitenvrouw.
Het overspel met haar biedt Theo, de hoofdpersoon, een way-out die in Zwagermans universum essentieel is om het burgerlijke leven in de provincie volop te omarmen; een paradox die steeds in zijn boeken terugkomt.
(Voor die roman doet Zwagerman onderzoek naar West-Fries idioom. Hij noteert in een rood schriftje Zegswijzen uit het Alkmaarse, bijvoorbeeld: een ‘borst’ is een goeie jongen; ergens ‘groos’ op zijn is trots zijn, ‘blauwen’ is uit je nek kletsen.)
Joris Miedema (1978) debuteerde in 2011 met de bundel Oogtheater bij uitgeverij De Contrabas. In januari 2022 verscheen bij Opwenteling De oneindige oester. In 2023 verscheen het eerste deel van een drieluik, De vlucht van de levenloze libellen.
Joris Miedema was een van de deelnemende dichters aan het project Dichtdruk, een samenwerkingsverband tussen het Grafisch Atelier Alkmaar, Bibliotheek Kennemerwaard en Reuring. Joris is een van de dichters die de Eenzame Uitvaart ondersteunen.
Aan de overkant van deze wijk ligt het Hoefplan. Daar ligt tussen de Vrijheidskerk en het Christelijke Lyceum de Van de Veldelaan, waar op no 61 Van Weelden woonde.
Maar we staan nog op dezelfde plek en kijken naar rechts, de Stationsweg in. Pakken we niet de trein maar gaan we de derde straat rechts, dan komen we in de Spoorstraat langs het woonhuis (no 15) van dichter, schrijver René Huigen. In dezelfde straat werd Rudi Carrell geboren (no 35) hoewel die niet in deze wandeling thuishoort en even verderop woonde (no 42) Kees de Bakker van uitgeverij Conserve.
De Bakker vatte tijdens zijn studie Nederlands een blijvende liefde voor boeken op. Aanvankelijk wilde hij zelf schrijver worden, tot hem in 1983 gevraagd werd de dichtbundel te bezorgen van de overleden dichteres Eline van Haaren. De uitgeverij reikt sinds 1988 de vijfjaarlijkse Eline van Haarenprijs uit. De laatste winnares was Mieke van Zonneveld in 2018.
Over de geschiedenis van de uitgeverij is bij het 25-jarig bestaan in 2008 het boek Onbeperkt Houdbaar van Jacqueline Zirkzee verschenen. Ook werd toen uitgegeven Hier begint de victorie, schrijvers over Alkmaar.*3 en *4
Per 1 januari 2019 is uitgeverij Conserve deels opgegaan in het concern van Singel Uitgeverijen.
Conserve geeft onder andere journalist, schrijver Margriet Brandsma (Sint Pancras, 1957) uit. Zij en Kees de Bakker waren ooit collega’s bij het Noordhollandsdagblad. Margriet werd bekend als Duitslandexpert bij het NOS-journaal; haar boeken gaan voornamelijk over leven, cultuur en politiek in Duitsland. Een van de titels Het mirakel Merkel, hoe het meisje van Kohl de machtigste vrouw ter wereld werd (2012).
Haar meest recente boek, De heks van Anjum, verscheen in november 2022 bij Singel Uitgeverijen en vond een plek in de top tien.
(En Margriet Brandsma zat net als Dirk van Weelden, Rob Scholte en Alja Spaan op het Christelijk Lyceum in Alkmaar.)
De naam Conserve verwijst overigens naar zowel de gelijknamige debuutroman van W.F. Hermans als de groenten-, fruit- en conservenwinkel van de ouders De Bakker.
René Huigen (1962) maakte oorspronkelijk deel uit van de Maximalen (een dichterscollectief met o.a. Pieter Boskma, K. Michel, Zwagerman en René Stoute). Eind 1999 doceerde hij poëzie aan de Universiteit van Michigan.
In 2004 werd hij genomineerd voor de VSB Poëzieprijs met de bundel Geen muziek & geen mysterie. In 2007 verscheen Fysica voor dichters, een definitieve keuze uit de gedichten 1989-2003 (De Bezige Bij).
In een interview in Trouw (2011) zegt hij een grote overeenkomst te zien tussen religie en moderne poëzie. “Waar het weten ophoudt, begint het geloof en andersom – het zijn complementaire vormen.”
Terug naar de Stationsweg ligt op no 92 was het woonhuis van dichter, essayist Arie van den Berg (1948).
Voor zijn dichtbundel Mijn broertje kende nog geen kroos ontving hij in 1970 de Reina Prinsen Geerligsprijs. Het gedicht IJsvogel raakte bekend onder een breed publiek omdat het verscheen op ons laatste bankbiljet van tien gulden.
Van den Berg is net als Huigen als docent verbonden aan de Schrijversvakschool in Amsterdam maar werkte ook als poëziecriticus voor NRC.
In Noord-Holland in Proza, Poëzie en Prenten een uitgave van de Culturele Raad Noord-Holland in 1994, staat het volgend gedicht van hem bij een afbeelding van kunstenaar Jos van Amsterdam met de titel groeten uit de omval.
–
Meer, maar allang geen water; bij de waag
golven nu traag kasseien in het hortend
ritme van het carillon
–
tijd in syncopen uitgeteld – wat blijft
is de ontgoocheling, dat hier het nest,
het ei, de scherven
–
niets afgemaakt, het nest geen haven
– . een steen op het water, de vlerken te
licht voor een tocht om de zuid
–
een richel op een klip is wat een alk
verwachten mag en wacht, als hij verbaasd
de ogen opent en verdwaasd straks sluit
–
Hebben we nog steeds geen zin in een reisje, dan kunnen we rechts aanhouden, oversteken naar de spoorbrug en de wijk Huiswaard (1 tot en met 5) inlopen. We komen dan uit bij dichter, beeldend kunstenaar Elly Stolwijk (1957). Elly behoorde in de jaren tachtig tot De Nieuwe Wilden, een groep vrouwelijke dichters rond Elly de Waard.
Elly Stolwijk bracht in 2021 haar tweede poëziebundel, de laatste framboos, uit bij IndeKnipscheer. Haar combinatie van woorden met beelden wordt vaak nog treffender gebracht door begeleidende muziek van haar broer Frank Stolwijk (saxofonist en zang).
Ook vinden we Jan Loogman in deze buurten. In de serie Verse voeten, De Witte Uitgeverij, verscheen zijn bundel Een woord valt uit het nest, 2010.
Zijn we nog niet moe, dan verlaten we de Huiswaarden, nemen het pad langs het Noordhollandsch kanaal en lopen naar Koedijk.
We zoeken het houten kerkje, rechts, en vinden daarachter Paul Roelofsen. Zijn meest recente bundel is Een bloembed, een bloedbad (uit de reeks Open, uitgeverij U2pi, 2019).
Aan het station zelf is weinig poëtisch te vinden, we lopen dus terug richting de stad.
Aan onze linkerhand is halverwege de winkel te zien van de vader van dichter Elbert Gonggrijp die zijn zoon naar optredens placht te begeleiden alvorens er sprake was van een vrouw. Beiden zaten een uur van te voren nerveus op de afgesproken plek. Zijn vader bleef niet luisteren naar zijn optreden.
Elbert Gonggrijp (Heerhugowaard, 1965) wordt een natuurdichter genoemd. Hij schrijft dagelijks – pure noodzaak, zegt hij, als ademen. Op 16-jarige leeftijd kwam hij voor het eerst in aanraking met de gedichten van Kopland. Hierin herkende hij zijn eigen toon, terwijl hij zelf nog nooit een gedicht had geschreven. Vanaf toen ging hij schrijven. Zijn stijl is nu meer op de waarneming gericht en minder op de innerlijke beleving.
Sinds zijn relatie met kunstenaar, dichter (en huidige voorzitter van de Dichterskring Alkmaar) Conny Lahnstein, heeft zijn werk zich nog meer verdiept.
We nemen de Bergerbrug, komen langs de hoofdvestiging van Bibliotheek Kennemerwaard waar een paar jaar geleden aan de muur een plaquette (gemaakt door Pieter Bijwaard) werd onthuld ter nagedachtenis aan Joost Zwagerman. De tekst luidt “Kunst verspreidt de wonderlijke suggestie dat ze door jou bezield kan raken”.
Een winkelstraat op zaterdag is niet aan te bevelen als u van de poëzie houdt in deze stad, we stappen stevig door naar de Mient, slaan voor de brug linksaf.
Boven restaurant De Fransman (no 8) werd Truitje Toussaint geboren.
Anna Louisa Geertruida Bosboom Toussaint (1812-1886), Alkmaars grote literaire ster, wordt door intimi liefkozend Truitje genoemd. Ze was de eerste historische romanschrijver van Nederland. Haar standbeeld hebben we al toegezwaaid aan het begin van onze wandeling.
Truitje probeerde haar eigen brood te verdienen door boeken te vertalen en kreeg al snel het advies zelf te gaan schrijven. Ze trad toe tot de Heilooër Kring en de groep rond het literair tijdschrift De Gids.
In 1837 verscheen haar eerste, De graaf van Devonshire. Ze schreef in een enorm tempo, elk jaar kwam wel een boek van haar uit. Ze werd geroemd om haar psychologisch inzicht, religieuze inleving en het historisch onderzoek.
Toen ze in 1851 trouwde met de schilder Johannes Bosboom, ze was 39, en jarenlang verloofd geweest met Reinier Bakhuizen van den Brink, de leidende figuur van De Gids maar een vreselijke losbol, werd haar door de stad een enorm feest met vuurwerk aangeboden, zo beroemd was ze toen al. Ondanks de negentiende-eeuwse vooroordelen over schrijfsters bevocht ze zich een hoge positie in de literaire wereld.
In 1874 publiceerde ze Majoor Frans, waarin de hoofdpersoon zich allesbehalve vrouwelijk gedraagt, gewaagd voor die tijd. Als ereburgeres van Alkmaar werd ze als eerste vrouw in 1870 erelid van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde.
Simone van der Vlugt (1966, geboren in Hoorn maar woonachtig in Alkmaar) liet haar jeugdboek Schijndood (2002) spelen in de apothekerswoning De Witte Roos, naast restaurant De Fransman. Economiestudent Kris Blanken wordt in het verhaal door een reïncarnatietherapeut teruggebracht naar het Alkmaar van 1655.
Ook haar jeugdboek Victorie (2004) speelt in Alkmaar. Ze schreef het in opdracht van de gemeente Alkmaar bij het 750-jarig bestaan van de stad in 2004, samen met Theo Hoogstraaten. In Het laatste offer, 2007, een roman voor volwassenen, zit een beetje Alkmaar: de uitgaansgelegenheid Atlantis, de keuze van het Waaggebouw als ‘doolhof’, een Alkmaarse vriendin.
Simone van der Vlugt stuurde haar eerste manuscripten voor historische verhalen op haar dertiende al naar een uitgever. Haar debuut was het jeugdboek De amulet dat de heksenvervolging als onderwerp had. Het verscheen in 1995.
In 2004 debuteerde ze met de thriller De reünie als schrijfster van volwassenenliteratuur. Ze wordt in vele landen vertaald en won diverse prijzen.
We gaan de oude stad in en nemen een stukje van het Fnidsen en bij het Huis met de Kogel de brug en genieten daar een prachtig uitzicht op het Waaggebouw. Als we recht voor ons kijken, herinneren we ons Simon Prins, hoofdpersoon uit de roman Vals licht van Joost Zwagerman, die verliefd raakt op een prostituee uit de hoofdstad maar daarvoor een en ander beleeft in onze eigen rosse buurt, de Achterdam.
Dit straatje is meer dan een decor; de locatie legt de kiem voor een klein maar ingrijpend drama, dat van invloed zal zijn op het verdere verhaalverloop in Vals licht. ‘Lang verkeerde Simon in de veronderstelling dat alleen mannen zo oud als zijn vader de Achterdam bezochten.’ Albeda nam hem mee, vijftien jaar, Simon was dertien. Ze haastten zich door het straatje en Simon keek meer naar de mannen op straat dan naar de vrouwen achter de vaak spiegelende ramen. Op een dag ziet hij de broer van Johnnie naar binnen gaan, daar veranderen de anonieme wandelingen van Simon door. ‘Het had iets regelrecht ontwrichtends om zomaar iemand uit de buurt waar hij woonde tegen te komen in dit straatje waar Simon anoniem en inwisselbaar had moeten zijn, spiedend naar volwassenen op hun volwassenst.’
Zwagerman tekent aan dat hij vanuit zijn verbeelding had gewerkt en niet vanuit zijn ervaring. Maar, zegt hij, er is een maar. Mijn reservoir aan ervaringen in en herinneren aan de stad is groot, heel groot. Aan dat reservoir kan ik inmiddels een tweede hoeveelheid toevoegen, die van de fictionele voorvallen die ik heb beschreven. “Het is bijna alsof ik daardoor niet alleen heb verzonnen maar ook heb doorleefd wat ik hem laat meemaken.”
Rechts van ons passeren we de Kooltuin waar ik boven de kroeg woonde naast dichter/ kunstenaar P.C. Koning (1946), die al jarenlang zijn werk verspreidt op ansichtkaarten die hij op willekeurige plekken in de brievenbus duwt. Hij bracht enkele bundels uit, opende eenmaal de Kunst tot de Nacht manifestatie en was moeizaam over te halen tot het Reuringplatform. Hij kreeg eigenlijk nooit de erkenning die hij verdiende, het lot van velen. Koning woont nu aan het Verdronkenoord.
Langs de Sociëteit kijken we naar het eind van deze gracht. Tegen de Accijnstoren aan, woonde de uit Bergen afkomstige Neeltje Maria Min (1944) die nog steeds worstelt met haar roem en imago uit de jaren ’60. Zij weigerde op te treden in de plaats waar ze woonde maar ik mocht wel een keer op de koffie komen. Ze vertelde toen een geweldig verhaal: hoe ze door de redactie van Matthijs van Nieuwkerk gevraagd werd naar de studio te komen maar weigerde. Maar het is Matthijs van Nieuwkerk, werd gezegd. Ze zei niets. Maar we sturen een taxi. Nee, zei ze. Ze was aan het breien voor haar kleindochter, vertelde ze me, en had helemaal geen interesse in die Van Nieuwkerk.
Gedichten van haar werden ook op muziek gezet en door anderen vertolkt. Een gedicht over de Platte Stenenbrug werd door Thé Lau gespeeld *.
Met enige regelmaat dicht ze nog maar ze is selectief in haar optreden. Haar bundel Voor wie ik liefheb wil ik heten is toe aan de 23e druk. Overigens was dit de eerste gedichtenbundel die ik kreeg (van Sinterklaas, 1972).
Min was jarenlang lid van het KunstenaarsCentrumBergen dat een beetje weggestopt zit in het museum Kranenburgh, Bergen en woont nu in Amsterdam.
We gaan terug naar het Fnidsen, het begin van de oude stad. Daar was ooit dancing Swaf gevestigd, op het hoekje tegenover de St Jacobstraat. Op de muur ernaast stond de volgende graffiti:
© Alja Spaan, Fnidsen, 1979, Zwagerman als Dr.Kots
We lopen door de Hekelstraat en gaan de Platte Stenen Brug over, nemen een stukje Huigbrouwerstraat waar aan de rechterhand een aantal jaren geleden Het Keerpunt zat, een prachtige kleine boekwinkel die het – zoals zovelen – heeft moeten afleggen tegen het internet.
We steken de Laat over en komen in de Hofstraat en vervolgens op de Baangracht, nemen het trappetje langs het water en een bankje in het Kennemerpark. We gaan rechtsaf, lopen het park uit, steken de straat over en laten de Emmabrug links liggen. Zouden we die brug overgaan en linksaf slaan, dan komen we uiteindelijk in de wijk Overdie waar Zwagerman geboren werd maar ook dichter Joris Miedema. Zoals u weet kwamen die beiden in de Bergermeer terecht, zie het begin van onze wandeling.
Nu lopen we door en zien aan de overkant van het water de Nieuwlandersingel liggen. Tegenover een brievenbus zat het voormalige Atelier9en40 (bij het lopen van deze route was de brievenbus verdwenen maar het is het 2e huis vanaf de zijstraat links en het 4e vanaf rechts), waar poëzie-evenementen als Alkmaar Anders plaatsvonden – en waar boven in het kleinste kamertje naast de trap, ooit geschikt voor dienstboden, de schrijver A. zich verstopte. Een briefje met punaise op de deur met “stttt, mamma schrijft”.
(Overigens is het jammer dat we deze wandeling niet uitbreiden naar haar geboortedorp Sint Pancras – schuin tegenover haar ouderlijke woning werd Bernlef geboren in 1937. Het Bernlefpad in Sint Pancras verwijst naar hem.)
De zijstraat rechts is de Hofdijkstraat en verwijst naar de schilder Willem Hofdijk (1816-1888) die bij gebrek aan groot talent de droom een groot schilder te worden naast zich neerlegde en ging schrijven en dichten.
Hij werd leraar in de Nederlandse taal aan het Amsterdams gymnasium en vergaarde landelijke roem met zijn poëzie. Hij werd “een van de voornaamsten in de Nederlandse Romantiek” genoemd. In de Kennemer Balladen liet hij de geschiedenis van onze streek herbeleven. Andere titels van deze minstreel van Kennemerland Rosamunde, Bruidsdans, Wee over de aard! Tonen des tijds.
Hij wordt beschouwd als een zeer belangrijk Alkmaars letterkundige met 114 titels op zijn naam. Hij woonde op no 15 aan de Koningsweg (in het centrum van de stad).
Aan het eind van het park slaan we rechtsaf en steken we over naar De Alkenaer. Daar is gelegenheid tot napraten bij een kopje koffie.
*1. Deze opmerking staat in een oude literaire route van Berthe Stevenhaagen, zie Trouw, 25 november 2012. In Hier begint de victorie, Conserve, 2008, haalt René Huigen deze opmerking aan.
*2. Deze anekdote staat in een oude literaire route van Berthe Stevenhaagen, zie Trouw, 25 november 2012; het hele verhaal staat in Hier begint de victorie, Conserve 2008.
*3. Achterin Hier begint de victorie werd een literaire route opgenomen met als basis 14 Alkmaarse schrijvers of dichters. We hebben fragmenten van deze route gebruikt.
*4. Voor de liefhebbers van Van Weelden, Ten Berge en René Huigen is de bundel Hier begint de victorie een aanrader.
(‘Zou er ooit zo lyrisch kunnen worden geschreven over bereikbaar geluk op, zeg, de Platte Steenen Brug, aan het Verdronkenoord of de Oude Gracht, over de hertenkamp in de Hout, over de Waag, de Mient, over de Watertoren desnoods, of zelfs over alle nieuwbouw, zou het kunnen?’ vraagt Joost Zwagerman zich af in Tussen droom en daad in Dubbelstad, 2004. Ja dus! )
*Het gedicht van Neeltje Maria Min over De Platte Steenen Brug
Op de Platte stenenbrug in Alkmaar
Daar ben jij aan mij verschenen
Eerst zag ik je haar, toen je rug, toen je benen
Je waaierend haar, je kaarsrechte rug
Je adembenemende benen
Je draaide je om
Je keek onverschrokken
Door mijn ogen naar binnen
Je beste vriendin
Was goddank al vertrokken
Nu was het aan mij
Een gesprek te beginnen
Maar ik stamelde onzin en
Wees naar mijn fiets bij de visbank
Je sprong achterop en ik fietste non-stop non-stop
Non-stop naar de duinen
Ik vroeg wie je was, wat je deed deze week
Wat voor vrienden je had
Welke boeken je las
Welke films je keek
Welk woord je bekoorde
En ik reed en ik reed en ik vroeg en ik vroeg
En ik reed in de wind en ik vroeg en ik vroeg
En de wind joeg me voort
Ik had alles gevraagd
Maar geen antwoord gehoord
© Alja Spaan, september 2021 / aangevuld februari 2022 / september 2023