In het verslag van mijn leven, dat minutieus verslaan van dat
wat niet eens de feiten zijn maar eigen waarnemingen,

verzinsels en achterhaalde drogredenen, is er soms een lege
bladzijde die kleeft aan de overvolle van daarvoor,

per ongeluk met natte vinger overgeslagen, soms ook een
pagina met slordig kruis dat diep gekerfd tot

op de twintig vellen daarna zichtbaar is als ook een wit veld
waarin slechts één woord als koppige maar

gekleurde bloem zich staande probeert te houden. Er is een
alfabet aan letters te midden van afwezige lijnen,

een familie die zich vermaakt met herhaling en zingeving,
er zijn minnaars die fluitend vanuit het niets

neerstorten op haar kreukels, dieren die zich eerst nog schuil
houden en dan allemaal tegelijk eten willen, vage

vegen vanuit haar handen, ezelsoren op de bekende plekken,
sleetse pogingen de waarheid te vinden.