De vrouw op het perron zegt dat haar man nooit reizen
wil, daarom heeft ze nu de heer S. mee, de

heer S. vertelt dat zijn vrouw nooit ergens naar toe gaat,
daarom is hij met mevrouw K., ik denk aan

de achterblijvers terwijl mevrouw K. daar wijdbeens op
een roze koffer zit, stralende zon op

uitlopend haar, of die ene nacht in de berm op weg naar
Parijs die mijn vader schuldbewust nam, de

doos van mijn beppe waar bovenop de rollen pepermunt
van King en knopen in haar touw, de

autootjes in mijn tas en de blik van mevrouw K. dat ik
zeker ‘light travel’. Het hart is als altijd

zwaar en van ieder puntje op de kaart reis ik bij voorkeur
terug naar huis, in mijn hoofd dezelfde route.