Het raam wordt steeds voller, de lucht raakt versnipperd
daarachter, kleine scherven van licht die
figuren maken uit mijn jeugd, beelden die ik elke keer
opnieuw kon tellen zodat ik rustig werd en niet
de houten bank voelde of de barse stem vanaf de kansel
maar de vrijheid van daarbuiten. Hier een
tuimelende vogel die bij me intrekt, een huilend kindje
dat mee wilt, een chauffeur die met
draaiende motor op me wacht, misschien toetert hij straks,
een bloemenjurkje over een deurknop, een
hartje in de koffie, een dier op aaihoogte, iets zeker weten;
daar de namen in goud, het raden van woorden,
pinksterbloemen in het weiland, dezelfde kleuren echter
en misschien ook wel hetzelfde geloof.