Alle obstakels vermijdend in de stad, de knoppen die
bijna uit elkaar barsten, de kleverige schil

aan de overvolle takken, bukkend voor het gewicht,
herinner ik me de droom waarop iedereen

bovenop de Grote Kerk stond en achter hen alleen de
lucht zichtbaar zodat het leek of

de enige hemelvaart te A. was, de meest zaligmakende
plaats op aarde nu. In groepjes keerde men

echter terug, als Goden die eindelijk menselijk, het
echte werk gingen doen maar dat dacht ik pas

fietsend door de lege bochten waarin alleen die bomen
de leegte illustreerden terwijl zij

vruchtdragend steeds dichter op het asfalt hingen en
mij nauwelijks lieten gaan. Ik was wakker.