De uitgever vraagt te kijken naar het herhaaldelijk gebruik
van bepaalde woordjes en het is bijna alsof

opnieuw de lief van koosnaampjes moet worden voorzien,
de vloer moet worden aangeveegd, de

muisjes onder de kast hun kaas lieten staan en de mierentrek,
langs zijn spoorlijn op de vensterbank, voor

een achtergelaten koffer om moet buigen, ook moet ik nog
wat boodschappen doen, mag ik niet

haren en hagelslag op de grond werpen en dienen mijn ogen
niet helemaal naar boven te rollen maar hem

aan te kijken daarbij niet knipperend, flirtend of bezwerend,
slechts in overeenstemming met de tekst waarin

mijn lijf over de vloer zwiept met een ijver die de ergste
voorjaarstorm benadert en dan in december.