Alsof ik verwacht dat ze om de hoek van de straat stoppen,
zich tegen elkaar aan drukken, boe roepend mij

laten schrikken en dan giechelend verder rennen, op mijn
gegil nog net voor de zebra zullen stoppen

terwijl deze slenteraars, jong al gebogen, uitermate lang
doen over het stukje dat ons rest. Ik ben het die

plotseling afremt bij hoeken, stoplichten, mensen en ijs,
omkijkend waar of dan toch het gezelschap blijft.

Zo lees ik onze geschiedenis. Waar zij nog drie dagen doen
over een uitspraak in 2007, jee, wat is dat

lang geleden, ben ik al in 2010 en hoor hetzelfde, van tevoren
gealarmeerd over welke gil dan ook. Zij

schreeuwen evenwel nooit. Zij zullen de overkant bereiken
zonder haast en onderweg mij behoedzaam oppikken.