Soms ben ik op plekken waar ik niet mag zijn. Onderop,
bijvoorbeeld, waar zij net dacht goed te

liggen, een lichte kuil maakte in zijn bank, of bovenop,
waar zij nauwelijks kwam en al helemaal zonder

het haar in zijn gezicht te zwaaien, tegen de tafel waar
de attributen stille getuigen waren en niet

eens de helft op de vloer belandde, of over de wrakkige
stoelleuningen die opnieuw gelijmd voor

giechels zorgden, zij was reuze handig, het zou haar niet
overkomen, of in dromen, veel van die

koortsige onsamenhangende dromen en vaak ook in de
ochtenden, zij was dan al onderweg naar haar werk,

dat warme dampen vanuit zijn schokkende bewegingen,
dat nastoten in dat altijd nog aanwezige lijf.