We doen precies hetzelfde. Mijn hoofd dan wat lager, mijn
nek voller maar de stappen even snel. Bots

niet tegen ons op. Er komen berichtjes over verwerking, na
een dag al, met een foto als bewijs, waarschuwingen

naar haar waarschijnlijk, ik zie alleen maar vermoeide ogen
en een ontoelaatbaar verdriet. Iets in ons wil

nooit toegeven. Het is altijd ’s nachts dat ik wakker scheld,
met uitgespreide handen niemand vind, een

kreukel in het laken, ongestreken dat verleden, slechts in
vileine bewoordingen opnieuw gestrekt. Het

is altijd in de ochtend dat we opnieuw beginnen, omhoog
klimmen en de zon bevestigen. Had je nu al eens,

vraagt hij, muziek gedraaid maar na twee nummers rolde
mijn hoofd voor zijn voeten dus nee, ik kijk wel uit.