Zelfs een berichtje op het kleinste scherm klinkt breekbaar,
verdrietig en heel ver weg terwijl hij mij

tegen zich aan trekt en vertelt hoe zij hem niet wil, nu niet,
nooit niet en ik met lange armen het toestel naar

me toe haal en hem troost, een lange nacht niet geslapen,
mijn kind dat nooit huilt, weet je hoe lang

het geleden is dat ik huilde, en meteen verstandig probeert
te praten in die korte zo kenmerkende zinnen.

Zo fietst hij nog altijd met zijn jas open bij temperaturen
rond het vriespunt of voert zijn tempo op binnen

de stadswallen, dat hoofd zoveel hoger dan het onze al
omgeven door wolken en watten en wensen, niet

luisterend naar dagelijkse praktijken en altijd zingend en
nu dus even gebogen en in mijn schoot. Naja,

concludeert hij, iets van beter zo en dat hij nu verder moet,
en ik met ‘yep’ en ‘cool’ en drie tranen.