Dat nieuwe verhaal dat we altijd verzinnen bij gebrek aan
een vervolg terwijl het gewoon het oude is en

de bladzijden doorgenummerd op elkaar volgen, die wending
die we spelen omdat we iets te doen moeten

hebben, niet per se elkaar, dat uitstel van het verscheuren van
ons eigen exemplaar, jij dan,

een voor een op knieën duwend door het open deurtje van de
kachel, gloeiend, en ik dan, vliegtuigen door

het heelal, de maan versluiert zich, het enige licht dat in deze
ochtend op de planken schijnt, koel licht,

blauwig als de aanslag op het ruitje van de kolenkachel waarop
ik vroeger voorzichtig met mijn billen zat, kan

dat, is dat niet weer gewoon een herinnering die niet klopt maar
zo leuk staat, zoals dat jij daar op je hurken zit.