Het was deze man die ik vaak citeerde: groter dan groot en
licht naar me voorover buigend of precies in

die straal zon die door het gekleurd raam naar binnen viel.
Het was daar dat ik opnieuw thuiskwam, nu

door de voordeur, en men mij omsloot. Een driftige voorganger
hief zijn handen op, ik lag bijna op mijn

knieën maar toen ik mijn ogen dichtdeed, voorbereid op zijn
zegen of de klap waarmee, hoorde ik muziek,

zoet, kalm en later met dezelfde verwarrende wervelende toon
die in mij zat. Later zette hij zijn signatuur

op de voorste bladzijde, serieus en onder mijn kinderlijke naam
en bleef mij even aankijken. Ik was daar ook,

zou hij zeggen, en ik zag hoe je bewoog in de tijd en met je
mond open probeerde wijs te houden.