Daar was het een aarzelende streep tussen gordijn en
de wereld buiten, een bezoeker die zich

aankondigde door bukkend onder de lage takken met
fietsbanden traag tikkend in het gat te

verdwijnen, druppels in de hals, een langzaam omhoog
trekken van het doek dat alles dan onthulde

op het moment dat het dag werd. Hier verzamelt men
zich boos op straat, stemmen gooien zich

hoog tegen de kerstballen in het trappenhuis, niemand
bukt, alles is meteen duidelijk en ook

al is het gat hetzelfde zwart als daar, de kennismaking
is bruter, de randen rafeliger, de ochtend

viezer en het is niet een bepaald moment dat het leven
begint, het is de herhaling van alles daarvoor.