Ze probeert iets te herkennen in hem, misschien de
warme handen die om de rand van

het tafeltje ervoor zorgen dat het water in de kan klotst,
de koffie in het kopje stijgt, een lepeltje

zachtjes tikkend haar concentratie verstoort, het is het
tegenovergestelde van toen, er past geen

uitgevouwen lucifersdoosje meer onder de tafelpoot,
hij kan het leven niet keren, ze is bang dat

straks de hele inhoud van de gedekte tafel naar beneden
valt, zijn vingers zijn dik, ze

lijken niets meer te maken te hebben met het getrommel
op haar lijf, hij neuriede daar dan bij maar

aankijken doet hij niet, nu niet, misschien ook wel zijn
ze koud geworden, dood zoals de rest.