Terug wil ik, op een holletje naar de warme kuil in
het bed, doen alsof er geen reden is voor

dit jarenlang ritme, dit besluit, me plotseling afmelden
maar aan wie en dan giechelend van blijdschap

om de herwonnen vrijheid al die anderen voor laten
gaan maar ik gun mezelf tien minuten slechts,

mijn bureaulamp het enige licht in de omtrek, de straat
als zwarte streep door een tekening, het

zacht gehamer op deze toetsen het enige geluid, mezelf
in de weerschijn van de nieuwe dag. Dan

zie ik opnieuw het open bed maar kleed me, verlegen
met de lange uren die volgen en de herinnering

aan zijn uitnodigend gebaar, de open deuren brengen
wapperende regen en een krakende lucht.