Dat we er nog zijn, misschien vieren we dat. De glazen
opgepoetst, het bestek gewreven, de

zomer buiten, de beesten dood. Met hakken zo hoog als
mijn mamma had, het bandje over

de hiel, het vestje teer en met paarlen als knoopjes, het
haar ineengerold en weggestoken, een

zachte blos van bloemenzee en wijn en zon die ondergaat.
Dat we over de toekomst praten terwijl we

alleen het verleden delen, zachte oefeningen in een donker
hol, en zij zoveel duidelijker het plan ontvouwt:

waar ik de wereld op afstand hou en meewarig haar einde
noteer, scherpt zij haar zwaarden en

trekt ten strijde. Mijn zonen zal ze sparen zoals ze hun
moeder bewaart, voor een volgende keer.