Goed bezig, roept ze me na en het is of ik de gelovige
buurvrouw van jaren her hoor beloven dat ze mij
in haar gebeden zal stoppen, de

hand om de mijne en ook hoor ik hem nog zeggen dat
ik er nog niet ben, toch? Hij aarzelt misschien iets meer
maar het is dezelfde inmenging die

ontoelaatbaar is, de ongevraagde hulp, zo aan de ruime
tafel mij trakteren op een mening waarover vervolgens
een halve nacht gewaakt wordt, waar

ben ik dan in godsnaam nog niet maar het is niet dat
‘waar’ maar het waarom dat me doet draaien, zeker
hebben ze allemaal gelijk, liefde, het

is liefde, die warmte die zij uitstralen en bovenop mij
plenzen terwijl ik kou wil en onverschilligheid en jaren
later trots en ongeloof, dat laatste vooral.