Slaap is grond, gras, bron. Is het geheim der planten.
Is verder van de dood toch dan zon, paring of geboorte.
Maar onze handen reiken achter sterren in de slaap,
om wat te zoeken, te omvatten?

Welke wegen gaan onze vingers?
In welke getallen bestaan wij?
Van welk licht, welk duister, glanst onze huid?

Wij zijn meer dan wij,
want wij zijn meer dan onze uitgelegde dromen.

En ook: vermoeienis verlaat ons – honden uit de steden vluchtend,
en ook: ontwaken is een stad, te schoon maar licht van moed,
en slaap wordt: wouden achter ons, een meer, de lucht, een vlieger,
wordt diep en hard verlangen. En dat doet ons leven.

Hans Andreus, uit:
Slaap: een ruimte, uit: Ik hoor het licht, bloemlezing Jan van der Vegt