Twee in oranje gehulde mannen hijsen zich op een fiets,
een vrijgezellenfeest of nachtelijke monteurs die

hun klus onder in het trappenhuis al aankondigen, hun
stemmen als het gehamer op onderdelen

die langs alle open kanalen te volgen zijn, nerveus geratel
langs het kinderfeestje op de hoek, kermisgeluiden

vanuit het hart van deze stad, een kind dat nog om zijn
moeder roept, luider nu, de sikkel van

de maan daarboven, ook de helikopter komt terug, vliegt
laag over deze randen, ijzeren hekken worden

dichtgetrokken langs piepende sporen, vaag nog reggae
klanken als een laatste restje zomer, loom

en een ‘tot morgen’ dat giechelt boven twee oranje figuren
die met hun voertuig over de stenen glijden.