Zelfs de kamer waarin leek vreemd, ze vermeed hem of ze
legde haar armen leeg over de werktafel en

keek hoe lang ze waren, hoe wit op het zwart, ze kon zelfs
het raam aanraken zonder een heel wereldbeeld

te verstoren. Dan liep ze naar de volgende ruimte en mat
opnieuw: de bloemenbroek droeg

ze in groene laarzen, een man op straat had geroepen dat
ze die tenminste niet water hoefde te geven,

hij had het niet kunnen weten toch? Er was een heel veld
dat ze plukte en elke keer herinnerde ze zich.

Het was dezelfde handeling als bij het schrijven: minutieus
opstapelen van zogenaamde feiten die

als je beter keek niet veel om het lijf hadden dan haar eigen
flessenwit verschijnen op bepaalde tijden.