Na afloop vertrekt ook het laatste gebaar: tien kleine
kusjes aan weerszijden, een pluisje van

de schouder, een onbeholpen klopje op de rug, het
recht hangen van de scheve attributen.

Mijn broek ruist mij na, het zachte kriebelen van de
kwastjes aan haar pijpen, de regen

na het plotseling vertrek van de hitte. Het zwaar tegen
mijn enkels rusten en het mij

begeleiden op de straten. Bijna het hand in hand tellen
van de witte strepen, de mannen in het

roze, de vrouwen met hoeden. Opnieuw vier treden
in het vooronder, zeven naar omhoog. Bij

aanvang nog het proberen: de broek los, het shirt over
de haren, de vingers over mijn mond.