Er is water dat nauwelijks zichtbaar door de schutting
stil aan de kade ligt, er zijn stadsmeeuwen die

met veel pretenties in vuilniszakken pikken, er zitten
veertien mannen met ontbloot bovenlijf op

een platte schuit, de radio uit een open keet, er zijn halve
gebouwen, te dikke vrouwen die

de boodschappen het huis in dragen, de brug gaat open
en dicht, niets is als de zee maar zij loopt

dapper door het zand en draagt de traktaties voor zich
uit terwijl ze bijna huilt, struikelend over

een snoer waaraan nog feestverlichting, parasols scheef
en slingers van zomerjurkjes die wapperen alsof

onze moeder de maandagse was deed; de zon schijnt
tenslotte en alles moet vandaag nog droog.