Tussen de lichte kieren probeer ik oplossingen te vinden.
Het gordijn kleppert, een knopje knippert

rood, beneden op straat zegt iemand gedag. Ik verdeel
mijn lichaamsdelen zoals ik mijn kasten

inruim, mijn geld tel, de kunstwerken aan mijn muren,
er is geen lege wand. Ik verschuif een been met

dezelfde precisie, ik voel dat het de mijne is. Er zou nu
een kat moeten springen op deze

wachtende hoop zoals er een schilderij van de muren zou
moeten vallen, een ingrediënt uit de stapel,

een raam plotseling vrij komt en uit het rode lichtje een
wolkje rook. Er zou nu iemand moeten opstaan

die weet wat te doen en hoe dat alles in een vloeiende
beweging bij elkaar te houden en voor altijd.