Er zit een vanzelfsprekendheid in ons handelen. Er
wordt weinig gesproken. De tafel

hoeft niet leeg geschoven te worden, de gordijnen
niet gesloten, de deur niet vergrendeld.

De vier passen naar het bed hoeven niet gelopen te
worden. De stapeling van lijf en gebaar,

de jaren ertussen, het achterover slingeren van het
haar, eindelijk grijs nu, het is allemaal

geruststellend. Daar waren we toen, hier zijn we
nu en morgen zijn we elders. Reizigers

in de tijd, passagiers in dezelfde voertuigen. Met
dezelfde rust knoop ik zijn overhemd

dicht, zucht hij nog tussen oor en hals, fluit met zijn
stappen mee als hij de treden telt.