Nu het nest leeg is, de wind gewonnen heeft en de
zwarte takken zich buigen over niets, nog

even zich rekken tot en zich vouwen om alsof toch
iets achtergebleven is dat kans heeft

op herstel maar niets meer gevonden wordt, de stam
krakend en zuchtend, de moeder

alleen op een middelste tak, klagend zingend, lijkt ook
mijn hart voorgoed omgekeerd en uitgeschud

boven het slagveld en neurie ik, wiegend nog, hem de
zoete slaap toe waaruit hij al zolang is ontwaakt.

Om zich heen kijkend weet hij niet eens meer de plek
waar ik hem vond of hoe ik zijn

vleugels vouwde over de wond in zijn zij en likte aan
zijn randen en hem mezelf als voedsel gaf.