Als ik nu de eerste zin plaats, zei de dichter, dan doet
gij de tweede en zo gaan wij voort. Het is

alsof we elkaar laten voorgaan in het verkeer en dan
aansluiten in de file, ook denk ik aan een

maaltijd waarbij we om beurten de borden volscheppen
maar dat komt vanwege het altijd

hongerig zijn en het feit dat ik alleen maar fiets en met
de fiets kom ik niet helemaal in zijn

Vlaamse land, kortom ik twijfel nogal. Ik werk nooit
in opdracht, zeg ik nog, maar dat ‘gij’

haalt me over. Zo zijn er raadselen ontstaan en dromen,
popsongs en hele maaltijden, verkeersopstoppingen

zo gij wilt en wegomleggingen tot in dat onzekere land.
Gij valoriseert mij en haalt mij uit.