Onder de boom van mijn moeder, met zachte
tinten gevat in een roomwit lijstje en mijn

vaders handschrift zwierig over de achterkant,
ik vermoed zelfs een magere straathond

plassend tegen de stam, groeien vervolgens
zwarte staketsels in lege landschappen,

takken die lijken op kruizen, afstekend tegen
bewolkte hemels, roze onder bloesem

bedekte uitlopers en meer kleuren in een wel
heel vaag landschap. Het is alsof pas

ontdekt is waar dat land ligt en hoe ik haar kaart
kan lezen. Langzaam groeit een heel

werelddeel in de hoek van mijn kamer en lokt
zij het beest weg van mijn handen.