De ochtenden dat men nog aardbeien vind, tomaten en
pepers op het reeds verkilde balkon, verscholen

tussen de vochtige bladeren of trots tevoorschijn komend
aan een kaal gevreten stam, de sporen van

een tuin die ons omringde en waardoor men met grote
halen behoedzaam ging. Ochtenden waarop

het dreunend geluid vanaf de bouwplaats langzaam zwelt,
de gesprekken steeds hoorbaarder, de vrachtwagens

af en aan, de koffie schommelend in haar beker, het stof
in elke teug. De gordijnen al toegetrokken.

Morgens die de dauw van het weiland oproepen, het blaten
van de beesten, de vriendelijke

schommelende loop van de kerkgangers, het luiden van de
bel, een oogst aan vruchten, heimwee in onze botten.