De gordijnen waren gesloten, zei hij, en het licht
brandde, ik dacht dat jij er was, maar

de buitendeur stond op een kier. Ook stonden alle
laden open, alle dozen, kasten

en het zolderluik. Ik was het niet, zei ik, of hoe
iemand nu hem speelde en opeens van mij

familie werd. Zo kleedde een dief zich met alle
kleding van de buurman terwijl hij

achter de open voordeur een serie bekeek op het
verlaten scherm. Een derde veegde de

broodkruimels van het aanrecht en borg het mes
schoon in de la. De koelkast was

geleegd in alle plastic tassen uit de gang. Ik zag
opeens weer de man die dagen over

straat sleepte met drie zakken vuilnis en gebreide
wanten aan maar nergens binnen kwam.